Daar sta ik op het open balkon, de wind waait onder mijn rok, ik heb het stervenskoud. Maar we doen net of we het niet koud hebben want we gaan voor het eerst naar dansles. Ik weet niet meer wie er mee kwam, maar ineens waren de vriendinnen het eens, we gaan dansen en wel in Rotterdam. We zijn onderweg naar Meyer et Fils. Het is onze eerste dansles en we staan met spanning in de tram in het open gedeelte. Een open tussenstuk tussen de 2 wagons in op een vloer van houten latjes. Ik heb speciaal schoenen voor de dansles gekocht en ook mijn vriendinnen staan te blauwbekken in de koude tochtige tram. Het is winter, het vriest en daar staan we met onze hakjes, nylons en korte rokjes.

In die tijd droegen vrouwen geen broeken, in ieder geval niet op de school waar ik zat. Daar was het zelfs verboden. Als je dan toch zo nodig een broek aan wilde trekken, moest je daar overheen een rok aan doen. Ik zat op een nonnenschool, misschien verklaart dat alles. Ik kan me nog herinneren dat Lenie Jansen uit de klas, een vettig kind, zomaar ineens met een lange broek op school kwam zonder rok. Iedereen sprak er schande van. Het kind werd dan ook acuut naar huis gestuurd. Het feit dat ik me dat na meer dan 60 jaar nog kan herinneren, zegt veel.

Maar goed, we staan in de tram vol verwachting van onze eerste dansles. In Rotterdam moeten we nog een stuk lopen op onze wiebelende hakjes met inmiddels bevroren tenen. In de dansschool is het lekker warm. We gaan aan de kant zitten en de leraar doet de eerste stappen voor.

Dan moeten de jongens de meisjes vragen voor een dans en dan zit je daar met van die leuke hakjes te wachten tot een of ander puistenjong je komt halen. Dan ben je nog blij ook, want er zijn altijd meer meisjes dan jongens.

Ook de jongens zijn zenuwachtig, ze stinken soms een uur in de wind van de zweetoksels. Nee, het was geen feest. Ik heb uiteindelijk maar één cursus gedaan, ik had genoeg geleerd en verrekte het nog langer in een tochtige tram te staan.