De jaren 60, een kantoor in een middelgrote stad. Zij doen in verzekeringen. Ik ben net van school en het lijkt me wel wat om in dat grote gebouw te werken, waar ik zo dikwijls langs tuf op mijn mobylette.
Ik schrijf een brief, ik zeg wie ik ben en niet veel later zit ik achter een bureau met een typemachine.

In de grote ruimte staan zes bureaublokken, een bureaublok bestaat uit zes bureaus met elk twee telefoons. Elk bureaublok heeft een blokhoofd. Het is er stil en de enkele keer dat ik lach, hoor ik van alle kanten: ‘ssssttt.’

Mijnheer Houtman is mijn blokhoofd. Mijnheer Houtman, heet mijnheer Houtman, hij heeft geen voornaam, althans ik kan me niet herinneren dat wij hem anders dan met mijnheer hebben aangesproken. Ik mag als jongste bediende vinkjes zetten op hele lange lijsten. Mijn bureau is rechts naast het bureau van mijnheer Houtman. Tegenover hem zit Frits, een serieuze man, spits gezicht en in zijn mid-forties. Een harde werker, ik heb hem nooit zien lachen. Tegenover mij zit Piet, en Piet is pas getrouwd. Hij confiskeert de telefoon regelmatig tegen alle regels in om met zijn vrouw te bellen. Ik hoor hem fluisteren door de telefoon, zijn hand over de hoorn. Ik doe veel moeite om te horen wat hij zegt. Verder is er Kees, een jonge knul, vrolijk en hij walst door alles heen. Hij zit maar af en toe aan ons blok als er een plek vrij is. Ook hij belt met zijn lief, maar doet er heel open over. Geen hand over de hoorn en regelmatig hoor ik hem ‘dag lieve schat’ zeggen. Niemand zegt: ‘sssstttt.’

Fred zit links van het blokhoofd en doet iets onduidelijks met veel dossiers op zijn bureau, hij is vooral Fred.
Annie zit tegenover Fred, zij flirten zonder uitzondering de hele dag met elkaar. Al de jaren dat ik er werk zie ik niets anders. Het is voor zover ik weet nooit iets geworden tussen die twee. Hoewel ik Fred ervan verdenk dat hij thuis al iets heeft zitten.
Fred heeft een klein minpuntje, hij is nogal opvliegend en kan over niets ineens heel moeilijk doen. Zijn rode hoofd wordt dan instant-rood en steekt mooi af bij zijn chloorgebleekte haar.

Ik kan me herinneren dat ik een keer iets tegensprak of weigerde te doen en daar krijg ik de dossiers naar me toegegooid, over twee bureaus heen, rakelings over het hoofd van mijnheer Houtman. Ik kan de dossiers ternauwernood ontwijken. Mijnheer Houtman blijft stoïcijns doorwerken alsof dit de gewoonste zaak van de wereld is. Hij toont over het algemeen weinig emotie, alleen als hij het over zijn zoon heeft, komt er iets uit wat daar wel op lijkt. Zijn zoon blijkt een glazen oog te hebben, dat is natuurlijk niet fijn, zeker niet als het een kind van je is. Maar helemaal los gaat hij die keer als hij op zekere ochtend zijn aktetas opent en daarin het glazen oog van zijn zoon vindt.

Elke dag om vijf voor vijf gaat de sirene af, tijd om onze spullen op te ruimen en om ons te posteren naast ons bureau, klaar voor de fluit van 5 uur om er dan als een haas vandoor te gaan. Aan overwerk doen we hier niet.

Bij de eerste sirene komt Fred tot leven en tijdens het opruimen van al zijn dossiers roept hij dwars over de afdeling heen:
Bij vijven.
Tijd voor de wijven.
Zijn er nog wijven die zeiken of schijten moeten?
De boot gaat van de steiger hoorrrrr.

Ik heb er twee jaar gewerkt, minus vakantie heb ik dit 490x  gehoord. En nog steeds als iemand roept: ‘Het is bij vijven’, zie ik bleekgebleekte Fred voorbijkomen in mijn geestesbeeld. Nu al 52 jaar lang.