In the liquorstore,

De avond valt, het is schemerig, de donkerte krijgt de overhand. Ik loop alleen op straat, niet helemaal alleen, er zijn anderen. Het is een vreemde buurt, ik ben er nog maar net, nog geen dag. Een buurt die zo totaal anders is dan wat ik gewend ben. Het zijn lange straten met brownstone huizen die ik ken van films. In de zomer moet het hier heel gezellig zijn, iedereen op de trap van zijn eigen brownstone house een beetje socializen.

Er rijden veel taxi’s, er passeert een bus. De mensen op straat zijn allemaal zwart, ik ben de enige blanke. De mensen lopen met een enkele uitzondering langzaam, ze sloffen meer dan dat ze een stevige stap zetten. De meesten kennen elkaar, schreeuwen een groet, soms van huizenver. Een man hangt tegen een muur, een andere tegen een lantaarnpaal. Ze zien me niet of ik denk dat ze me niet zien, ik durf niet goed te kijken. Ik ben in Brooklyn voor een hele maand, ik ben met een vriendin, zij exposeert op Manhattan. Wij noemen het een businesstrip.

We hebben de dag doorgebracht in de auto van Elizabeth, onze gastvrouw van de Airbnb. Zij crosst met ons door Brooklyn op zoek naar winkels die kunstwerken binnen 3 dagen kunnen inljsten en een groot canvas kunnen opspannen. Het is moeilijk, het is onmogelijk. Elizabeth houdt van snelheid en van op het laatste moment ziet ze de mensen die oversteken en moet hard remmen. ‘Ik heb mijn lenzen niet in, maar ik zie alles’, roept ze. Elizabeth is een geval apart. Binnen een paar minuten zijn we op de hoogte van haar wel en wee. ‘Heb ik 1x seks met mijn gescheiden kerel en ben ik ineens zwanger. Ik heb een vriend nu, ik denk dat mijn vriend wel bij mij komt komen. Hij heeft in de gevangenis gezeten, maar nu aan het studeren. Hij heeft weinig tijd voor mij. Weet nooit wanneer ik hem zie. Soms weet ik helemaal niet waar hij is. Is goed zo’, zegt zij, maar haar houding spreekt een andere taal.

Eenmaal weer terug van onze tocht door Brooklyn wil ik naar buiten, de buurt verkennen, even alleen. Het is nog licht als ik vertrek.
Als ik al bijna buiten ben roept mijn vriendin een fles wijn mee te nemen. In de supermarkt wordt geen wijn verkocht, er wordt wel wijn verkocht met een echt etiket met de naam van de druivensoort erop, maar het is aangelengd met water en er is suiker toegevoegd. Je moet in de liquorshop zijn, vertelt Elizabeth ons.

Het is al donker als ik langs een liquorshop loop, geen winkel maar een soort hok met tralies. Een hok waar ze wijn verkopen. Ik stap binnen, het is niet alleen een liquorshop maar ook een gokloket. Er staan vijf grote donkere mannen in en dat maakt het hok vol. Ze schreeuwen tegen elkaar alsof ze mijlenver van elkaar afstaan en ze schreeuwen tegen de man achter het loket, waarvan ik vermoed dat dat een man is. Het loket is zo klein dat ik niet kan zien of er wel een levend wezen achter zit. Het moet wel want zo af en toe komt er een hand naar buiten om een formulier door te schuiven. Het andere loket is voor de liquor. En getraliede wand met een kleine opening om het geld onder door te schuiven en een soort sleuf om de fles in door te geven. De flessen staan achter een glazen wand, ik moet mijn fles aanwijzen. Dat valt niet mee, ook de prijzen vallen niet mee. Ik kan me niet voorstellen dat in een hok zoals dit topwijnen staan. De prijzen doen anders vermoeden. Ik wijs een fles aan, de goedkoopste. De fles wordt in een zwarte plastic zak gedaan en door de sleuf geschoven nadat ik het geld in het bakje heb gedaan. Met mijn trofee loop ik naar huis.

Als mijn vriendin mijn verhaal hoort roept ze uit dat ze niet alleen naar buiten gaat in de avond. Bang voor mensen met messen. Wat niet meehelpt is dat Elizabeth ons diezelfde middag vertelde dat er vroeger elke dag schiet- en steekpartijen waren, maar dat dat echt niet meer zo is. Althans niet meer elke dag. ‘Als je een helicopter hoort zijn ze achter een dader aan’, voegt ze er aan toe. ‘Hebben jullie al een helicopter gehoord?’ Een dag later is de weg vlakbij ons huis afgesloten, de politieagent vertelt mij dat er iemand is neergestoken. Weer een dag later ziet mijn vriendin een man met een revolver bij een barbershop. ‘Loop snel door’, sist ze tegen mij.

Als we al wat langer in New York zijn en we bijna dagelijks terugkomen uit Manhattan vinden we vlakbij onze metrohalte een liquorshop. Het is hetzelfde concept behalve dat hier geen gokloket is. Wel een man die onzichtbaar achter glas naar de een of andere wedstrijd op televisie zit te kijken. We horen hem schreeuwen of juichen als we binnenkomen. Hij komt te voorschijn als hij de deur hoort, dan rijst hij langzaam op uit het niets. Na een aantal bezoeken hebben we een hechte vertrouwensband opgebouwd. Ik knik als ik binnenkom, hij pakt de fles die ik wil. Ik leg het geld in het bakje, hij schuift de fles door de sleuf. Na een paar bezoeken mag ik minder betalen. Geen idee waarom, ik vraag er niet naar en hij zegt het niet. De handelingen zijn woordeloos. De man verdwijnt weer op zijn lage stoel, hij is onzichtbaar. De enige stem is van de schreeuwende reporter op de tv.