Een golfclub in Rotterdam en 25 strak gekapte dames, de meesten in deux-piece,  aan een lange tafel, gedekt met wit damast. Achter hun broodje zalm met kopje thee naast het bord. Obers die af en aan lopen en ik zit bij de deur. Op een stoel met goudkleurige randen langs het rood fluweel. Het zit voor geen meter. Ik zit daar en bewaak de deur zodat, als alle dames hun broodje hebben er geen ober meer onverwachts binnenkomt om te vragen of alles naar wens is. Er is mij opdracht gegeven zodra de deurklink naar beneden beweegt, ik als een gek de deur moet openen en de verschrikte ober wegblaf. De dames mogen niet gestoord worden. Het is een strikt protocol waarin ik me vrijwillig heb laten vangen. Dat heb je ervan als je nog niet bent geïnstalleerd en in je proefperiode zit.
De dames voeren op beschaafde toon conversatie met elkaar over ongevaarlijke onderwerpen waar de dames eensgezind in hun mening zijn. Zoals zij vinden hoe het zou moeten zijn en het niet is, wat een schande is en wat beter zou kunnen als de wereld maar zou doen, zoals zij het vinden dat het moet zijn. Mijn moeder zou zeggen: ’Zo fijn als gemalen poppestront’.

Behalve Gisela. Groot, blond en altijd in een opvallende roze outfit. Grote wijde jurken of een broekpak. De kleur roze varieert van zacht babyroze naar een ’aan-het-oog-pijn-doen-roze’. Gisela met haar onvermijdelijke hondje tegen haar grote borsten aangedrukt. Waar Gisela gaat, gaat ook het pluisgeval. Zit Gisela te eten, pluis zit op haar schoot en eet mee. Gaat Gisela naar het toilet, pluis is erbij als een soort van harig aanhangsel dat geluid maakt. Pluis is onverbrekelijk verbonden met Gisela en heeft een constante nijdige blik waarmee hij de wereld in kijkt.
’Hij doet niets hoor’, zegt Gisela. ’Het is toch zo’n schat.’ Het zal wel, maar ik kom niet in de buurt van het kreng, want een kreng is het. Want o wee als de aandacht verslapt voor pluis, gaat het beest tekeer als een gek, en probeer hem dan maar eens stil te krijgen. Dat is wel wat anders dan een ober die nietsvermoedend en met de beste bedoelingen de deur opent om te vragen of alles naar wens is.

Elke twee weken komen we bij elkaar in de Golfclub in Rotterdam. Altijd dezelfde vrouwen, geen mannen. Het is een club van vooral buitenlandse bemiddelde vrouwen die in Nederland wonen en die meestal als ’vrouw van’ zijn meegekomen. Nederlandse dames zijn ook welkom. De voertaal is Engels, hoewel daar mee gesjoemeld wordt in de onderlinge gesprekken. Het is een debatingclub en het is de bedoeling dat na een half jaar deelgenomen te hebben, je wordt geïnstalleerd als lid. Een club waar ik totaal niet inpas, maar toch in terecht ben gekomen. Samen met een vriendin die ook in deze biotoop totaal misplaatst is. Dat kwam zo.

Wij studeerden Engels en voor de taal zou het toch handig zijn voor langere tijd in een Engelstalig land te wonen, zo werd ons verzekerd tijdens de studie. Om een aantal redenen, waarvan geld toch de voornaamste was, konden wij daaraan niet voldoen. Dus zochten wij andere wegen. En omdat dit een Engelstalige club was, het nauwelijks geld kostte, was onze beslissing snel genomen. Wij waren de outcasts met onze kapotte panties en onze Zeeman outfit. Samen met Gisela met haar helblond hoog getoupeerd haar dat toen al jaren uit de mode was.

Het stoorde Gisela niet in het geheel, ze leek het wel prettig te vinden in haar afwijkende verschijning. En ze had lef, zoals ze met haar hele voorkomen de groep bespeelde, zoals bijvoorbeeld de conversaties over dure glazenwassers meteen de grond werden ingeboord.
’Hoe zo duur?’, placht Gisela te zeggen. ’Als het veel kost heb je blijkbaar ook veel ramen die gezeemd moeten worden. En veel ramen betekent een groot huis. En ja een groot huis is a lot of money dat je blijkbaar in overvloed hebt. Dus zullen we het nu ergens anders over hebben?’
Tegen deze logica waren de dames niet bestand en het was voldoende om de dure monden te snoeren.
’En waarom neem je je broodje in je servetje mee, als je eerder wegmoet? Ik heb het wel gezien hoor. Kun je het anders niet betalen? Of denk je, ik heb betaald, dus ik neem het mee? Heb je een bucket voor me, kan ik even kotsen.’
Reken maar dat het broodje bleef liggen op de bordjes. Gisela wist iedereen op zijn Rotterdams op hun gebreken te wijzen. Voor haar eigen gebreken was ze ook niet blind.
’Ik hou van de waarheid, die ga ik niet uit de weg. Ja dat kan weleens zeer doen.’
Dat konden de dames in hun deux-piece beamen.
Tegen ons zei Gisela: ’Als er wat is, geef maar een yell’.

Ik zie haar nog staan achter het spreekgestoelte van de golfclub. De bril op het puntje van haar neus en in het Engels met onverkort Rotterdams accent: ’Is it really true?’. De rollende r’s worden in het kwadraat de ruimte ingeslingerd.
Ze kijkt de 25 andere dames die achter hun broodje zitten, indringend aan. Het pluisgeval kijkt mee. En nogmaals stelt ze haar vraag: ’Is it really true?’.
De andere dames kijken neutraal terug. Ik ook vanaf mijn stoel bij de deur, ik heb geen idee waar ze naar toe wil. Ik hoor alleen maar: ’Is it really true?’, als een soort mantra sluit ze elke zin die zij spreekt hiermee af.

Dat installeren intrigeert ons nogal. We hebben visioenen dat we met een zwaard tot ridder worden geslagen zoals de Engelse koningin dat doet. En eerlijk gezegd, dat lijkt ons wel wat. Gisela helpt ons uit de droom. ’Het stelt eigenlijk niets voor. Je moet luisteren naar een verklaring over integriteit en verplichtingen waar je je als lid aan moet houden. Als dat achter de rug is loop je naar het spreekgestoelte en spreek je je maidenspeech uit. Dat kan over elk onderwerp gaan. Ik heb over mijn broer verteld die aan de drugs is en zwerft op straat. Maar meestal gaat de speech over iets maatschappelijks, hoewel, dat verhaal van mijn broer was toch eigenlijk wel aardig maatschappelijk, zou ik zeggen.’

Gisela vertelt graag over haar liefdesleven, daar zorgen wij wel voor. Wij moedigen Gisela zo veel mogelijk aan alle saillante details te vertellen. Gisela is driftig op zoek maar iedere keer als er sprake is van misschien wel een begin van een relatie, fietst er iets tussendoor. Een opdringerige ex of haar broer die dan ineens aan de deur staat en dringend geld nodig heeft. Dat zijn meestal voorbodes van het abrupt eindigen van een relatie. Want het blijft nooit bij die ene keer, de broer blijft geld vragen, dringt zich het leven binnen van Gisela en de ex eist op hoge toon een bezoekersregeling met het pluizige hondje. Daartegen zijn de minnaars niet bestand. En Gisela? iedere keer opnieuw scheert ze haar benen als een nieuwe geliefde in aantocht is, harst ze de haren van haar bovenlip en koopt nieuw ondergoed. Ze vertelt dat ze bij een eerdere lover die bij haar op bezoek kwam, zelfs de kamer ging witten. Hij zou een week blijven en die vuile muren gaven toch geen beste indruk. De lover blijkt een bruinogig loeder, Pascal genaamd uit Frankrijk, waar ze het slechts enkele uren mee uithield. Wat er precies is gebeurd, wil Gisela niet vertellen, zelfs niet na consistent aandringen van ons. Hij vertrok spoorslags terug naar Roubaix. Zoveel wil ze wel kwijt. Nee met het liefdeleven wil het maar niet vlotten.
 
Die ex bezorgt wel de nodige overlast. Te pas en te onpas wil hij alles van het hondje weten. ’Eet hij wel genoeg? Komt hij wel veel buiten, nu je midden in de stad woont? Die beestjes hebben beweging nodig, dat weet je toch wel?’
Gisela wordt er helemaal gek van. Het is uiteindelijk nog voor de rechter geweest, over die omgangsregeling met dat hondje. Het beestje is haar toegewezen. Maar dat betekent niet het einde van de bemoeizuchtige ex.

Die keer dat Gisela niet was komen opdagen, kan ik me nog goed herinneren. We zaten voor de verandering in een duur restaurant, de golfclub was niet beschikbaar. Er was een gedeelte afgebakend voor ons met van die rode touwen tussen glimmende paaltjes. ’Besloten bijeenkomst’, stond er op een bordje bij om elk misverstand te vermijden. Iedereen was er, behalve Gisela. Ze had zich niet afgemeld en niemand wist waar ze was. Iemand opperde of ze misschien toch naar de golfclub was gegaan en de voorzitster ging bellen. Op de golfclub zat niemand in een roze outfit. Vervolgens besloot de secretaris naar Gisela zelf te bellen. Er werd niet opgenomen. Na enige uitgewisselde ongeruste algemeenheden, werd de bijeenkomst zonder Gisela begonnen. Ook de keren daarna, toen we weer terug in de golfclub waren, geen Gisela, ze antwoordde nooit de telefoon en reageerde niet op brieven. Wij zijn nog een keer over de Schiedamsedijk gaan fietsen of we Gisela niet toevallig zouden tegenkomen, maar geen spoor van Gisela of het pluisgeval. Daarna verslapte onze aandacht.

Die installatie van ons is er nooit gekomen. Voor ons was de lol ervan af. De gesprekken over geld, dat wij niet hadden, dure auto’s, die wij moesten ontberen, de werksters, au-pairs, daar konden we niet over meepraten. De maand voordat wij geïnstalleerd zouden worden hebben wij ons lidmaatschap per aangetekende post opgezegd. 

Schiedamsedijk in Rotterdam

Schiedamsedijk in Rotterdam