Ik ben boos, ik zit aan de telefoon met aan de andere kant een medewerker van de fietsenwinkel waar ik een paar weken geleden een nieuwe fiets heb gekocht. Laat ik hem E. Noemen, de E van Ed maar het kan ook de E. Van eikel zijn. Voor de zoveelste keer probeer ik mijn fiets klachtenvrij te krijgen. Vanaf de eerste dag ben ik daar druk mee. Het begon met een oorverdovende fluittoon op het moment dat ik mijn trapper in beweging zet, een fluittoon zo hard dat als ik langs kantoor fiets mijn collega’s op de 1e verdieping met de ramen dicht mij horen. ‘Ben jij dat die daar langsfietst?’. De fiets rammelt, de ketting zit los, de band is niet helemaal senang, de reflector van de pedaal verdwijnt onderweg, ik vind een los onderdeel onder mijn fiets als ik even stop en ik berijd de bergen in Duitsland en Zwitserland met een op en neer wippend loszittend zadel. Ik ben al vele keren langs geweest en heb al even zo vele keren gebeld. Het wil maar niet lukken met die lui. Zij hebben zich inmiddels wel onsterfelijk gemaakt met de uitspraak: ‘Wilt u het zadel NOOIT meer beetpakken als u uw fiets optilt!” Dit was nadat ik weer een stuk zadel was verloren. Ook is mijn lichtkleurige moderne kunststoffen lichtgewicht fiets nu verrijkt met een heuse ouderwetse zware brede koperen ring om de kabels bij elkaar te houden. ‘Stuurt u maar een mail met uw klachten’ een nogal optimistische aanbeveling als ik de site van de fietsenboer afstruin op zoek naar het mailadres. 

‘Omdat wij graag zo min mogelijk voor een beeldscherm zitten, hebben wij het liefst dat u ons belt of langs komt. E-mail laten wij hier daarom weg’.

Het mailen is uiteindelijk gelukt, maar veel verder kom ik daar uiteindelijk niet mee, want er wordt gewoon nooit op gereageerd. Dus zit ik een potje boos te wezen aan de telefoon. Mijnheer E. noemt trots al de reparaties op die hij inmiddels aan mijn fiets heeft gedaan, niet beseffend dat zo veel reparaties ook zoveel klachten betekenen. En is het niet heel onverstandig van mij om hem te mailen, dat had hij toch liever niet? Als hij voor elke defecte fietsbel achter de computer moet gaan zitten kan hij wel stoppen met werken. Tegen zo veel domheid ben ik niet bestand, daar kan ik niet tegen strijden. De andere ochtend gaat huisgenoot F. al rammelend op mijn fiets een laatste poging doen de fiets gemaakt te krijgen. En daar is A. de eigenaar zelf. ‘Ik was een paar weken op vakantie’, zo vertelt hij, ‘Dat moet toch kunnen?’ Het lijkt mij eerlijk gezegd nogal gewaagd met personeel als mijnheer E., maar ja, misschien houdt hij ervan ‘living at the edge’ te leven. Hij repareert hem en nee de rammel gaat er niet uit. ‘Als u nu de banden niet zo hard oppompt, rammelt de fiets minder’. En passant tovert hij een enorme bos bloemen tevoorschijn, zo groot dat deze nauwelijks op de fiets mee te nemen is. En dat is slim, daarmee snoert hij ogenblikkelijk elke opmerking die F. eventueel nog in petto had.

Het is mooi geweest, ik zal de komende 10 jaar al rammelend de weg berijden, ik zal de banden zacht oppompen en ik zal de fiets nooit meer aan het zadel optillen. You can’t buy happiness, but you can buy a bicycle, and that is pretty close! Maar niet bij mijnheer E.