Daar komt hij,  aangelopen over het parkeerterrein richting terras. Het is warm en stil op het parkeerterrein, slechts het geluid van de enkele auto op de snelweg die langs het parkeerterrein loopt, verstoort de dampende stilte. Een vreemd fenomeen deze stille 3-baanswegen in dit zuidelijke warme land. Hij is omstandig uit zijn auto gestapt en ik als toeschouwer moet wel kijken. Hij loopt wijdbeens, de dikte van zijn gespierde bovenbenen dwingt hem zijn benen wijd uiteen te zetten bij het lopen. Hij wordt gevolgd door zijn vrouw op van die onhandige hakjes die haar slechts toestaan tot trippelen in plaats van een stevige stap te maken, daarbij is ook de kleding van deze hoogblonde dame debet. De schoentjes zijn goudkleurig en bestaan uit heel veel hoge hak met slechts een paar bandjes om de voet. Alles is cliche en zo heerlijk om naar te kijken, cliche’s zijn er tenslotte niet voor niets. Hij kijkt rond, het zo goed als lege parkeerterrein over, hij doet er alles aan om gezien te worden. Zijn bovenarmen steken uit het mouwloze shirtje, ze zijn dik en gespierd en ik moet ineens denken aan het tekenfilmpje Popey the Sailorman, die met die worstarmen die uit zijn mouwen puilen als hij in een ruk een blik spinazie opent, deze in zijn mond giet en vervolgens als een uzi zijn vriendin Olijfje van de een of andere ramp gaat redden. Ook bij deze opgedikte man laten zijn armen het niet toe de marshouding aan te nemen. Zijn borstkast puilt uit het shirtje.

Hij loopt mijn kant op waar ik als enige aan een tafeltje suffig een kop koffie drink. Hij is nu dicht bij mij, pakt de stoel die het dichtst bij mij staat en zet zijn dikke kont in het kleine ijzeren stoeltje dat direct klemvast zit tussen de twee leuningen. Hij draait de stoel zodat hij met zijn rug naar mij toe zit. De trippelschoentjes doet een bestelling in de ijskoude lucht van het aircogedeelte binnen. De dikke kont schreeuwt nog wat aanwijzingen in een onverstaanbare taal naar haar en schuift wat onderuit en legt zijn spiermassale armen in zijn vette nek en de benen wijd vooruit. En daar hangt hij dan, een groot dik gespierd lijf, met een veel te klein truitje, een veel te strakke broek met een ijzeren stoeltje aan zijn kont. Ik kan hem aanraken als ik zou willen, zo dichtbij zit hij op dat hele lege terras met –tig tafeltjes en stoeltjes. Maar dat wil ik niet, voor nog geen miljoen. Nou ja, voor een miljoen durf ik hem misschien wel heel even aan te raken, met mijn ogen dicht dan.