Ik ben gek op pennen en opschrijfboekjes. Vanaf dat ik als kind zakgeld kreeg, kocht ik blocnootjes, opschrijfboekjes en pennen. Dat is nooit meer weggegaan. Er is niets mis met een pen die heerlijk schrijft. Ik heb twee van zulke pennen, het zijn identieke pennen. Bang zonder te zitten als er eentje onverhoopt ineens leeg is. En ze liggen achter slot en grendel. Niet echt achter slot en grendel, maar in de bovenste lade van een bureautje. De la als obstakel, een extra handicap, om niet zo maar bij de pennen te kunnen.

Het is een oud bureautje, niet zo groot, een minibureautje uit de tijd dat je niet meer nodig had om je schrijfbloc op te leggen. Het zijn zwarte pennen met een speciale pendikte, ik weet niet hoe dik, maar als ik in de winkel kom en ik laat mijn pen zien, weten ze precies welke vulling ik nodig heb. Ik heb een keer een dunnere penvulling gekregen, omdat mijn pendikte was uitverkocht. Dat wil ik dus nooit meer, dan is die pen ineens mijn pen niet meer. De lijndikte klopte niet meer, ik schreef ineens niet vet genoeg meer, zo vet dat je lekker met je pen over het papier glijdt. Dat je wilt blijven schrijven, puur vanwege het schrijven.  

Mijn pennen dus. Ze staan niet in de beker waarin de andere pennen staan. Oude pennen, free-gift-pennen, kapotte pennen, je moet zoeken naar een schrijvende pen. Niemand neemt de moeite de kapotte pennen weg te gooien. Deze beker staat op de vensterbank naast een memoblok, zo’n plastic geval met losse blaadjes. Het is een hele oude beker, mijn communiebeker die in de jaren 50 van de vorige eeuw bij de eerste Heilige Communie werd gegeven. Crèmekleurig met afbeeldingen van druiventrossen en een gouden offerbeker, met het opschrift ‘Ter herinnering aan Uw heilige communie.’
Een beker die alle verhuizingen in mijn leven meegaat. Hoe dikwijls heb ik deze beker wel niet ingepakt, uitgepakt, in een kast gezet, uit de kast gehaald. Heel veel jaren geleden heeft deze beker zijn bestemming gekregen. Een pennenbegraafplaats met af en toe een levende pen. Maar niet voor mijn twee pennen. Ik wil mijn pennen daar niet tussen hebben. Heel af en toe gebeurt het dat ik de pen op het bureautje laat liggen, geheel per ongeluk. Dan ligt zo’n pen helemaal voor de grijp! En als ik hem dan ergens anders tegenkom, klaarblijkelijk door onbevoegden gebruikt, dan is het crisis. Ik weet dan niet hoe snel ik de pen in veiligheid moet brengen, terug in het laatje van het bureau.

Het is een gewone drukpen, niet zo bijzonder eigenlijk. Je moet aan het uiteinde het knopje indrukken om te kunnen schrijven. De pen is gedeeltelijk doorzichtig, je kunt dus zien wanneer de pen op begint te raken. En tijdig maatregelen nemen. Aan de penkant, waar de pen, de vulling uitkomt, zit een rubberen rand, anatomisch vormgegeven door minimale hoogteverschillen zodat de pen klemvast in de hand ligt. In het rubber is op vier plekken versiering aangebracht, met streepjes. Het lijkt zo simpel, maar dit is een uiting van perfectionisme.

Wie kijkt er nu naar zo’n rubber randje? Wie neemt daarvoor de moeite? Waarom zou je ook, het is een pen, met een pen schrijf je, je pakt zo’n pen beet omdat je ineens iets moet noteren. Wie kijkt er dan naar zo’n rubber randje? Waarom zou je de moeite nemen om een apparaat te maken die een rubber randje produceert met zeven sierstreepjes? Iemand moet bedacht hebben dat die sierstreepjes ingestanst moeten worden op het rubberproduceerapparaat, zodat het rubber randje versierd is. Dat kost geld. Was daar budget voor? Zit hier visie achter? En wat is die visie dan? Iemand heeft zich tijdens het proces van ontwikkelen van die pen vreselijk zitten uitsloven. Na 20 jaar volgzaam pennen produceren was die persoon eindelijk op de carriereladder gestegen, had promotie gemaakt en was door een gelukkig toeval, ineens tot projectleider gebombardeerd. ‘Nou dat zullen ze weten’, was zijn eerste gedachte. ‘Vanaf nu gaan we pennen maken, nee geen pennen, dat doen we al. Nee, vanaf nu gaan we naar de hand gevormde pennen maken. Deze pen zal de Rolls Royce onder de pennen worden. En ik ben daar helemaal verantwoordelijk voor. Dit heb ik 20 jaar kunnen voorbereiden. Ik huur een pennenontwerper in, zodat deze pen niet alleen anatomisch gevormd is, maar ook een lust voor het oog is. Het moet subtiel, het moet alleen voor de echte pen-adept zichtbaar zijn, wat deze pen uniek maakt.’ De geschiedenis vertelt niet wat er van deze man geworden is. Was het een eenmalige vergissing om deze man te promoveren? Heeft hij het hele ontwerpbudget er in een keer doorheen gejaagd? Feit is dat van dit merk slechts een zo’n model pen in productie genomen is.

Het anatomisch gevormde rubber met sierstreepjes voelt zacht aan. Maar ook weer niet te zacht om de grip te verliezen. Je voelt de versiering heel licht drukken tegen je vinger. Als je het eenmaal bemerkt, kost het moeite om de pen los te laten. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar deze pen erotiseert. Zou de man daarom maar een zo’n pen hebben kunnen ontwerpen? Is er commentaar gekomen uit bepaalde hoek? Dat doet me ineens denken aan iets anders. Ik heb ooit een expositie gehad met mijn schilderijen in de rechtbank in Zutphen. Het waren grote werken, maar ook hele kleine werkjes, die achter glas in de vitrine stonden. Ik was er niet zo blij mee, want het glas weerspiegelde en je kon de kunstwerkjes niet dichtbij bekijken om ze in detail te zien. We waren een dag bezig geweest om alles in te richten. Het zag er aan het eind van de dag heel mooi uit. We gingen dan ook tevreden naar huis. De andere dag werd ik al vroeg gebeld. Het bestuur van de Rechtbank was komen kijken toen wij al weg waren en had opdracht gegeven een aantal werken te verwijderen vanwege aanstootgevende taferelen en obsceniteiten. Het betrof een groot doek met daarop een man die wanhopig naar zijn hoofd greep, met de tekst ‘The last judgement’. De man kon je interpreteren als iemand van de rechterlijke macht. Twee andere werken waren de kleine schilderijtjes in de vitrinekast. Het waren abstracte werkjes met in het midden een afbeelding van een kijkgaatje. Zo’n kijkgaatje van een deur. In dat kijkgaatje zag je twee copulerende mensen in de kikvorshouding. Ik vond het zelf nogal geslaagd omdat het in eerste instantie helemaal niet opviel, maar ik vond het vooral grappig. Je moest in die vitrinekast toch verdomd goed kijken om iets te zien. Later hoorde ik van mensen dat Zutphen in de bible belt lag, dus dat mijn werken daar geen enkele kans maakten. Was dat ook met onze man van de anatomisch gevormde pen, de Rolls Royce onder de pennen, met het erotiserende rubbertje aan de puntkant aan de hand? Had iemand ook bij hem heel erg goed op zitten letten en was het daarom bij die ene pen gebleven?
 
Er zit ook een aanhaakstukje aan, een clipje om je pen aan een borstzakje van een overhemd vast te maken. Gek eigenlijk, wie doet dat nog? Verpleegsters doen dat, dat heb ik pas nog gezien. Ik heb weleens iemand in een overhemd gezien met allemaal inktvlekken op zijn borstzakje. Op het moment dat ik er een opmerking over wilde maken, zag ik dat de inktvlekken niet van inkt waren, maar gedrukt op het ongetwijfelde hele dure overhemd. Het waren hele mooie inktvlekken, vormgegeven in sierlijke vormen in een donkerblauwe inktkleur. Ik kan er kort over zijn, zo’n clipje is aan mij niet besteed. Ik neem er geen notie van, het doet me niets, ik gebruik het niet. Het zit er aan vast, dat is het dan wel.

Maar op dat clipje, ook in mooi zwart staat in witte letters het merk en het type van de pen, met een nummer. Dat zie ik nu ineens. O.7. Zou je ook pennen hebben met een ander nummer? Dat moet toch wel, anders hoef je geen nummer te vermelden. Ik weet niet waar mijn nummer voor staat. Het staat in rechte cijfers vermeld, haaks op de naam van de pen die ook op het clipje in sierlijk schrift is geschreven. Velocity. Velocity? Dat doet me heel erg denken aan de naam van een fiets. Wat heeft een fiets nu met mijn pen te maken? Was de man fietsfanaat? Misschien heeft hij tijdens zijn eindeloze fietstochten zijn geesteskind ontworpen. Wind en regen tegen, blik op niets, dan krijgen ideeën vrij spel. Het hoofd vrij tijdens het tarten van de elementen. En dan ineens, Eureka! Zo’n type man zegt ‘Eureka’. ‘Ik weet hoe mijn Rolls Royce pen eruit gaat zien. Zwart moet het worden, zwart staat voor chique, met witte belettering. Modern chique.’ De man is Fransman, dat weet ik zeker en hij heet Alain, dat kan niet anders. Alleen een Fransman die Alain heet kan een pen met zulk soort onnuttigheden ontwerpen. Een Nederlander zal al snel denken: ‘wtf, een pen, zwart omhulsel, goede stift erin. Klaar is Kees. Wat gaat die pen opbrengen’. Nee dan Alain. Zachtaardig maar met een missie, die als een kat zijn kans afwacht en toeslaat als het moment daar is. Een leven lang gesard en veracht door vrouw en kinderen. ‘Die ouwe zak’, plegen zijn kinderen te zeggen, ‘je hebt er echt helemaal niets aan. Maar we hebben er gelukkig ook geen last van.’ Zijn vrouw die hem steevast elke week gek maakt met opmerkingen over zijn ambitieloze baantje bij de plaatselijke pennenfabriek. ‘Ga nou eens praten. Wordt het niet tijd voor salarisverhoging. Ze maken misbruik van je. Verdomme doe nou eens wat’. Alle variaties zijn in die 20 jaar al langs gekomen. Alain hoort het aan, en gaat weer in zijn stoel zitten, pakt de krant en doet alsof hij leest, onbereikbaar voor zijn ellende waaruit hij niet kan ontsnappen. Als het echt te bar wordt, en het sarren geen einde kent, dan stelt hij een daad. Hij staat langzaam op, laat de krant vallen, loopt op zijn vrouw af en zegt: ‘Ik ga fietsen’. Nou dan weet zijn vrouw wel hoe laat het is. En daar moet het gebeurd zijn. Na 20 jaar wachten, geeft hij de wereld zijn once-in-a-lifetime experience, de Velocity 07.